Investeringsaftrek
In geval in een kalenderjaar een bedrag van meer dan USD 2.794 wordt geïnvesteerd in bedrijfsmiddelen, wordt 8% van het investeringsbedrag in mindering gebracht op de winst van zowel het jaar van investering als van het daaropvolgende jaar. Betreft dit een investering in nieuwe gebouwen of een verbetering van bestaande gebouwen, dan wordt 12% van het investeringsbedrag in mindering op de winst gebracht.
Hebt u het afgelopen jaar een bedrijfsmiddel, waarvoor u investeringsaftrek hebt gehad, vervreemd (bijvoorbeeld verkocht)? Dan moet u misschien desinvesteringsbijtelling invullen.
Hebt u een gebouw vervreemd? Dan moet u de bijtelling invullen als dit gebeurd is binnen 15 jaar nadat u in het gebouw heeft geïnvesteerd. De bijtelling is dan 12% van het investeringsbedrag.
Gaat het om een ander bedrijfsmiddel? Dan is de periode 6 jaar en de bijtelling 8%.
Desinvesteringsbijtelling - Bij vervreemding van een bedrijfsmiddel waarvoor men investeringsaftrek heeft genoten, moet bij de winst van zowel het jaar van vervreemding als van het daaropvolgend jaar een desinvesteringsbijtelling plaatsvinden. Het bedrag van de bijtelling bestaat uit een percentage van de overdrachtsprijs, maar niet hoger dan het investeringsbedrag. Dit percentage is afhankelijk van de bij de investering toegepaste percentages (8 of 12%). Er is sprake van desinvestering, wanneer het bedrijfsmiddel binnen 6 jaar (voor gebouwen 15 jaar) na aanvang van het jaar, waarin de investering heeft plaats gevonden, wordt vervreemd. Als u investeringen heeft gedaan waarvoor u investeringsaftrek heeft geclaimd, dan moet u bij uw jaarstukken een afschrijvingsstaat bijvoegen waarop elk bedrijfsmiddel apart is gespecificeerd.
Met vervreemding van een bedrijfsmiddel wordt bedoeld de verkoop van een bedrijfsmiddel.
Bedrijfsmiddelen zijn zaken die u niet direct wilt verkopen, maar die u een aantal jaren in uw onderneming gebruikt. Ze verschillen dus van inkopen en voorraden. Bedrijfsmiddelen hebt u nodig om uw producten te kunnen maken of uw diensten te kunnen verlenen.
Voorbeelden van bedrijfsmiddelen zijn:
- gebouwen, machines, auto’s, inventaris en andere duurzame zaken die u voor de bedrijfsvoering gebruikt (de materiële bedrijfsmiddelen)
- vergunningen en andere niet-tastbare zaken die nut hebben voor de onderneming en waarvan het gebruik leidt tot een waardevermindering van de vergunningen (de immateriële bedrijfsmiddelen)